Als klein jongetje maakt Gerrit al zijn eigen zeilboot met een oude winterjas van zijn opa en een stok door de armsgaten. Altijd is Gerrit op het water te vinden. Om eieren te vinden in de oorlog, maar ook omdat het zijn passie is. “Ik kom uit een geslacht van molenaars. Die leven van de wind, net als ik altijd met m’n schepen heb gedaan.”
Grote vaart
Zodra hij vijftien is, meldt hij zich aan voor de grote vaart. Gerrits vader is razend. “Mijn vader zei: ik breek je poten als je gaat varen.” Toch zet Gerrit door, met hulp van zijn moeder. Gerrit leidt jarenlang een vrij leven totdat hij zijn vrouw ontmoet en een baan dichter bij huis vindt.
Toch blijft het varen trekken. Hij koopt een schip en bevaart tussen april en oktober de Waddenzee. Zijn huwelijk loopt fout, maar op zijn vijftigste ontmoet hij de vijfentwintigjarige Bertie. Zij is een net afgestudeerde zeekapitein en stuurvrouw. In eerste instantie wordt ze Gerrits maatje op het water. Later worden ze verliefd en trouwen ze.
Varen is therapie
Nu is Gerrit net 81 jaar. Zijn rode haren is hij kwijt. Nog steeds varen Gerrit en Bertie samen met gezelschappen. Samen hebben ze twee grote tjalken opgeknapt. Varen is voor Gerrit een soort therapie, als hij zich zorgen maakt vanwege het milieu en de wereld waarin zijn kleinkinderen moeten opgroeien. “Op een schip kan je niet bij de pakken neerzitten. Je moet het zelf maken op het water en de kop hebben om oplossingen te bedenken. Als ik binnen ga zitten dan voel ik me opgesloten. Dan ga ik me zorgen maken. Naar buiten geeft lucht.” (TV programma op EO-GHL, www.jacobsschelp.nl)